.

HOME

 

 

'Er was eens...'

 

 

ergens in het Oosten, in een tuin, een boom. Het was een machtige boom: een enorme kruin,

een pracht van groene bladeren in de zomer, heerlijke kleuren in de herfst.
In de lente bouwden vogels van allerlei slag, tussen takken en twijgen, nesten en nestjes.
Je kon ze horen zingen en kwetteren tot ver in de omtrek. Heerlijk vond de boom dat.
Maar op een dag, het was nog winter, - en het was de hele winter al erg koud geweest -,
op een dag gebeurde er iets, dat die boom nooit meer zou vergeten. Daar kwamen mannen

met ladders, met touwen, met grote zagen en hakken... De vogels en de eekhoorntjes vluchtten weg,

ver weg van de boom en de boom werd bang, héél bang. De mannen klommen in de boom,

ze begonnen te zagen en te kappen. 'Al mijn mooie takken, mijn bladeren, de vogeltjes

met hun nesten!' De boom huilde. Het deed hem pijn, in zijn hart nog het meest.

'Ik word nooit meer zoals vroeger.' De boom weende, maar er was geen mens die het hoorde.
Toen ze hun werk gedaan hadden, gingen de mannen weer weg. De boom bleef alleen achter,

kaal en berooid. Het was avond en 't was ijzig koud. De volgende dag kwamen de vogels

naar de boom kijken. 'Hé, boom, waar zijn je machtige takken?' 'Waar moeten wij nu

een nestje bouwen?' 'Het was hier altijd zo knus bij jou, hoe moet het nů?' 'Ik vind

mijn plekje niet meer!' Zo kwetterden de vogeltjes door mekaar. 'Ik weet het niet.'

De boom was een en al verdriet. Dagen en weken gingen voorbij. De boom treurde.

Na veel dagen en lange nachten, brak de lentezon door. Het werd wat warmer.

Dat deed de boom goed. Op een dag kwam er een uil langs en de boom vertelde.

Eindelijk kon hij er wat over vertellen. Over die bange dag, over de pijn en het verdriet,

over zijn kale takken en over de vogels die nu weg waren. De uil begreep. Hij luisterde

aandachtig. En toen de boom was uitverteld, begon de uil te spreken: 'Boom, je hebt veel pijn gehad, ik weet het, maar je hebt ook veel goeds gedaan, Want weet jij wat mensen allemaal

doen met het hout van jouw takken?' 'Nee.' De boom wist het echt helemaal niet.
'Van je fijne twijgen vlechten ze manden. Manden voor de was, manden voor broodjes,

voor aardappels, voor de baby's... grote en kleine manden, voor grote en kleine dingen,

mooie manden... Je hebt ze toch al gezien, de mama's met hun baby's en de mama's met de was?!
Die manden komen van jouw takken! En weet je nog, dat meisje met die fluit, ze kwam aangehuppeld, ze ging hier zitten en speelde...' De boom luisterde aandachtig naar de uil.

Hij herinnerde zich het meisje en de bijzonder mooie melodieën uit de fluit. 'Ik zag je toen glimlachen... Wel, die fluit werd gemaakt van jouw takken! En je kent toch ook wel de herder,

met zijn hond en zijn herdersstaf. Hoe moet hij zijn schapen hoeden, zonder zijn staf?

Hij heeft zijn staf om op te steunen, zijn staf om de aarde te voelen, zijn staf om de schapen

te drijven, zijn staf... om de Wolf te verjagen! Die staf is gemaakt van jouw takken!'

De boom bleef verwonderd luisteren. Dit had hij nooit kunnen denken. Hij was nu rustig

geworden vanbinnen en hij huilde niet meer. Hij dacht blij en trots: 'Van mijn takken,

dat is allemaal van mijn takken!'.

 

Terug naar meest gestelde vragen pagina >>>

 

 

© Copyrights by Marcel Gotjé - Native Art & Gifts - 1996-2024

 

 

 

CONTACT GEGEVENS >>>

 

 

 

 

Home >>>